Door George Tobal –
“Een mens heeft zijn lot niet in de hand, maar bepaalt wel de manier waarop hij op de gebeurtenissen reageert. Gezondheid, maatschappelijk aanzien, rijkdom: maak je er niet druk om, maar neem het zoals het komt. Die levenshouding leidt tot volmaakte vrijheid en geluk.”
Filosofisch, Toch? Ook mooi in essentie.
Een koude decemberochtend. Uit mijn 1200 euro laptop klinkt de onheilspellend Requiem van Verdi. Ik kijk uit het raam en bekijk hoe de bomen zich van hun blaadjes ontkleden.
Voor me staat een lege fles whisky van gisterenavond. Nee, het was geen gezellig feestje. Meer een eenzame viering van mijn lege vrijheid. Ik vraag me af of mijn donkere gemoedstoestand een resultaat is van de kater, of is het de muziek die het beïnvloedt.
Ik kan het niet bedwingen, maar af en toe wellen mijn herinneringen over het asielzoekerscentrum, waar ik 11 jaar lang heb gewoond, op.
Ik was gelukkig. Gek… Altijd heb ik beweerd dat het daar verschrikkelijk was. Dat dat grote veld vol met caravans, midden in het bos, weg van de stad, weg de maatschappij, de bron van veel ellende in mijn leven, en in het leven van velen zoals ik, is.
Waarom mis ik het zo? Waarom heb ik het gevoel dat ik daar thuis hoor?
Is het omdat gezondheid, maatschappelijk aanzien en rijkdom daar niet belangrijk waren. Er waren geen eerste klas asielzoekers, geen elite vluchtelingen waarvoor de kamers mooier waren ingericht. Iedereen en alles was hetzelfde. Een communistisch systeem kun je zeggen.
De dictator was het IND. Iedereen had dezelfde kamers. kreeg hetzelfde en deed hetzelfde: Wachten op een verblijfsvergunning.
Ik woon nu in Haarlem, op 5 min afstand van de stadsschouwburg, een mini cooper voor de deur, een hoog plafond huis. Maar ik mis het azc.
Ik mis de Afrikaan die een krat bier kocht van de Aldi en die vervolgens voor een paar cent meer doorverkocht aan de bewoners.
Ik mis de Iraniër die opium rookte om zijn chronische pijn, door de martelingen in Iran te onderdrukken.
Ik mis de Armeen die illegale sigaretten verkocht voor 1,50 euro.
We waren jong, maar echt jong. Pubertijd jong. We gingen zwemmen om een leuk meisje te ontmoeten in het zwembad.
We zwommen, versierden meisjes, vochten in de regen, stalen koekjes, scholden uit en werden nageroepen dat we naar ons eigen land terug moesten.
We kochten stiekem bier en fantaseerden hoe het zou zijn als we uit deze hel kwamen. We leefden. We genoten van onze gesloten vrijheid.
Nu is iedereen weg. Iedereen heeft een huis in de stad, een auto voor de deur en een 1200 euro laptop.
Van ons thuis is niets overgebleven. Er is namelijk op de plaats van het azc een golfbaan gebouwd. Waar eersteklas mensen met ballen spelen.
Ons thuis is weg.
Mijn vriend Samen Amini zegt: “Je kan een kind uit een azc halen maar je haalt het azc nooit uit een kind.”
HA. Daar heb je gelijk in mijn vriend!!!!
Door Domenica Ghidei Biidu –
Rome, 21 augustus 2009 – Ongeveer 75 migranten zijn gestorven tijdens een illegale oversteek van Libië naar Italië. Dat hebben vijf Afrikanen verklaard die gisteren in de Middellandse Zee gered werden door de Italiaanse kustwacht. De vijf Eritreeërs vertelden dat zij met circa 75 landgenoten drie weken geleden vertrokken uit Libië. Nadat de brandstof van hun 12 meter lange, opblaasbare boot opraakte, stierven de anderen, door honger en dorst. Hun lichamen werden overboord geduwd. De Maltese kustwacht heeft deze week zeven lijken waargenomen in Libische wateren, maar het is niet zeker dat ze tot de vermisten behoren.
De naam van een van de 75 was Helewi Werede, ongeveer 28 jaar oud, net zo oud als mijn oudste dochter Widya. Zijn moeder stierf bij zijn geboorte. Hij was de jongste van een gezin van 7 kinderen waarvan 4 zoons. Hij is in een klein dorp in de hooglanden van Eritrea geboren. De zoon van een boerengezin. Zijn vader is de jongste broer van mijn moeder.
Na de dood van zijn moeder heeft mijn moeder, zoals ze dat vaak deed, mede de verantwoordelijkheid genomen voor de opvoeding en financiële bijdrage voor de kinderen. Zij hield van haar schoonzus en vond dat ze dat haar verschuldigd was. Dat heeft ze in de jaren van de oorlog tussen Eritrea en Ethiopië gedaan. Kort na de dood van zijn vrouw is mijn oom hertrouwd. Mijn moeder steunde wel het feit dat hij ging hertrouwen maar vond zijn nieuwe vrouw niet leuk. Vooral omdat ze, in haar ogen, niet zorgzaam was voor de kinderen van de eerste vrouw.
Na de onafhankelijkheid van Eritrea, toen mijn moeder in 1993 naar Eritrea terug ging – nadat ze 30 jaar in Rome had gewerkt – heeft zij de 3 jongens die nog thuis woonden bij haar in huis genomen. Daar hebben ze met korte tussenpozen tot 1998 gewoond. Zij gingen in de buurt naar school, zo ook Helewi en voor de rest hadden ze het heel gezellig. Zij hielden mijn moeder gezelschap en zij zorgden voor hen.
In 1998 is opnieuw de oorlog tussen Eritrea en Ethiopië opgelaaid, de twee oudere broers moesten in dienst, Helewi niet. Maar na een paar weken heeft hij zich stiekem bij het leger vrijwillig aangesloten. Mijn moeder was wanhopig, zij is hem met bussen en te voet achterna gereisd. Hij heeft haar laten weten dat hij niet terug zou komen maar wilde vechten. Toen heeft ze hem losgelaten. Tot aan haar dood waren zijn spullen nog bij ons in huis en wanneer mogelijk zorgde ze dat hij af en toe iets nuttigs of lekkers vanuit de stad van haar kreeg.
Na een tijdje is hij gedemobiliseerd en woonde hij gedeeltelijk in het dorp en kwam soms in de stad. Zijn oudere broer is een jaar geleden gedeserteerd en na een lange omzwerving in Israël in een vluchtelingenkamp terecht gekomen. Ik had al die tijd contact met zijn oudere broer. Een paar maanden geleden kreeg ik van hem te horen dat Helewi naar Sudan was gevlucht en probeerde verder te reizen. Daarop hebben wij, alle neven en nichten in ballingschap, overlegd dat Europa geen optie voor hem was en geadviseerd dat hij naar Oeganda kon gaan en daar zou proberen werk te vinden, of als verkoper of wat dan ook een leven zou proberen vorm te geven. Voor dat doel heeft zijn broer hem geld gestuurd. Voor de zoveelste keer heeft Helewi zijn eigen wil doorgezet en het geld gebruikt om naar Libië te vluchten en daarvandaan heeft hij met zijn broer in Israël contact opgenomen en hem verteld dat hij zijn kans wilde wagen om de Middellandse Zee over te steken naar Italië. Mij hebben zij dat niet verteld maar ik hoor dat iedereen hem dat heeft afgeraden maar hij heeft doorgezet.
Vanochtend hoor ik van mijn neef dus dat de overtocht hem fataal is geworden, hij zat tussen de 75 mensen die tijdens de overtocht zijn overleden. De overlevenden hebben mijn neef in Israël laten weten dat zijn broer een van de overledenen is.
Ik heb geen woorden, nu heeft zo’n krantenbericht een gezicht en een naam, een mens, een individu die geliefd was, waar veel mensen om hem gaven. Mijn zorgzame neefje die het ontbijt voor mijn moeder maakte en voor haar boodschappen deed. Een eigenwijze avontuurlijke jongen die zijn land lief had, een eigenwijze jongen met doorzettingsvermogen. Velen zullen om zijn dood verdrietig zijn, weer een ouder die om de dood van zijn kind gaat rouwen, die dat hoe dan ook moet dragen en helaas zijn kind niet kan begraven.
Migratiepolitiek, globalisering, vrede… ach, of beleid hier een antwoord voor heeft, ik weet het niet. Vrede, gerechtigheid en medemenselijkheid wellicht, in ieder geval kan dat wellicht de ruwe scherpe randjes ervan af halen, wie weet. Nu ben ik gewoon verdrietig.
Download hier het artikel “De Verhalen Domenica Ghidei” (pdf).
Vrij Nederland, 23 november 2013
Door Fronnie BIesma –
Het is april 2015. Ik ben in de asielzoekerscentra, de wereld van vluchtelingen, ontheemden in Nederland, er zijn, zien, horen, ontmoeten is het doel. Het vlakke land in Groningen en Ter Apel, de grote hallen. De eerste vriendjes van Selvy uit Arnhem nareizen, naar Azelo en verder. En overal zijn de vluchtelingen uit Syrië, de mensen die het hebben gehaald. Ja meestal over zee. Op bezoek in het vluchtgebouw in Amsterdam en in de gevangenis, bij studenten die ondernemingen met bewoners van azc’s op zetten, en bij de start van een summerschool in Amsterdam. Schrijven, met kunstenaars brainstormen, foto’s, de beelden, de verhalen, momenten, tijd. Een andere tijd en steeds de afstand overbruggen tussen werkelijkheden.
Sinds het 2015 is, is het me helder, dit wordt geen beter jaar in de wereld dan 2014. De afgelopen week werd ik letterlijk misselijk van de beelden van dode lichamen in zee, het meisje met de gele broek, het hoofd geknakt, het te blauwe water, de nogal vergaderachtige reactie van regeringen met de oude mantra’s, aanzuigende werking, mensensmokkelaars, de grenzen beschermen tegen de vloed. Dat het er zevenhonderd mensen moeten zijn die op een dag verdrinken om het nieuws te gaan bepalen, weten we dan nu, bij die aantallen ligt het omslagpunt, dat zijn er te veel.
Op het IJ, voor mijn huis drijven poppen, van heel klein baby formaat tot heel groot. Drenkelingen. Het is negen uur ’s ochtends, talloze schepen, grote en kleine reddingsboten, helikopters, brandweerauto’s, politie, mannen in duikuitrusting. Een oefening voor Sail. Misschien ben ik de enige die het te cynisch vindt om dat vandaag te doen. Gescheiden werelden.
Mensen die zijn uitgeprocedeerd en niet vertrekken worden met een crimineel vergeleken die zich niet zou laten opsluiten. Over de rug van Ilhaam en anderen bewoners van het vluchtgebouw heen wordt vooral politiek bedreven. Het politieke compromis wat naarstig wordt gezocht en waar nachtenlang over vergaderd wordt, hangt als zwaard van Damocles boven hun hoofden. Minimale opvang met heftiger terugkeerbeleid, liefst in de weilanden van Ter Apel. We houden gewoon de illusie in stand dat mensen dan wel gaan. Het krantenknipsel over de joodse vluchtelingen die in 1938 bij de grenzen werden teruggestuurd, en schreeuwden en huilden wordt op internet steeds vaker gedeeld.
En daar is het meisje met het roze jurkje met daarop hartjes, die we vergaten dag te zeggen, omdat we naar de open deur renden waar we met iemand mee naar buiten konden, vanochtend uitgezet. De stem van haar vader in mijn hoofd… “Het is moeilijk, ze is hier geboren.”
Hoe is het eigenlijk met de zus van een vriend, die nog steeds Syrië niet uit wist te vluchten, dendert me ook door mijn hoofd, en waarom vraag ik dat niet altijd als ik hem zie of spreek.
En steeds moet ik weer denken aan de vader van mijn nieuwe vriendje Mohamad, acht jaar uit Syrië, hoe hij zijn vrouw Randa en zijn drie kinderen van acht, zes en twee uit de oorlog heeft gebracht, over zee, in zo’n bootje. We hebben gebogen over mijn iPad op de bank met het hele gezin gezocht naar het dorp in het Zuiden van Syrië waar ze woonden is en hoe de bootreis dan precies van Libië via Malta naar Italië is gegaan. Ze vertellen over de angst onderweg en hoe lang het was en dat ze geen reddingsvesten hadden en hoe mamma gilde toen ze de kinderen bij het overstappen van de kleine naar de grote boot niet meer zag.
Hij heeft een krat op zijn fiets en fietst iedere dag door zijn nieuwe woonplaats naar de school, of zijn kinderen nu al naar school kunnen, die is vol zegt de school en iedere dag zoekt hij iemand om zijn post te kunnen lezen en met gebaren uit te leggen wat er in staat. Ze hebben de tocht overleefd, omdat ze opgepakt werden in Libië, vlak voor ze zouden gaan, uren in de cel doorgebracht, dat heeft ze gered, de boot die ze daardoor misten is omgeslagen vlak voor de kust. Ze laten foto’s zien van de vrienden die daar wel op zaten, de oude vrouw waar het lichaam wel van terug gevonden is. Op de terugweg zit er in de krat op zijn fiets, plantjes, munt en koriander en uien die hij in de omgeploegde achtertuin gaat planten. Onverwoestbare liefde voor zijn vrouw en zijn kinderen, die vooral door wat zijn handen vinden te doen wordt vormgegeven. Een vader vooral.
Ik loop door het Vondelpark op zo’n eerste warme lente dag, mensen liggen in het gras, terrassen vol, gelach, rokjesdag. Als een zwerm vogels loopt een groep van vooral mannen, uit de hoorn van Afrika met soms fietsen en tassen door het park, achter hen drie politiebusjes, soms denken ze een plek te hebben gevonden en dan staan ze weer op en lopen door, slenteren, de busjes er achter aan. Het is zoals het is. Ze zijn er wel, maar ze zijn er ook niet.
Opnieuw en opnieuw en opnieuw.
Ik word in de ochtend vroeg open met mijn ogen meteen open. De dag in. Het goede goed doen, het leven, aanraken en vinden, schrijven, er zijn, inspiratie, verhalen horen en vertellen. Het doet er toe. De verhalen. De mensen.
Door Fronnie Biesma –
“Als de aardappelstruik al te weelderig groeide, reed een zware wals eroverheen om hem te pletten, opdat de vrucht in de aarde tijd kreeg om beter te rijpen.”
Korzak
De Vrolijkheid maakt kunst met kinderen en jongeren in asielzoekerscentra. De Werkelijkheid is daar aan verbonden en een collectief van kunstenaars met vluchtelingenachtergrond die creatieve interventies bedenken en uitvoeren voor bedrijven, organisaties, in trainingen, teams, buurten, samenleving.
Tja wie durft anno 2013? Vluchtelingen, asielzoekers en dan ook nog kunst en creativiteit.
In de Vrolijkheid en Werkelijkheid bouwen we letterlijk en figuurlijk veilige plekken in tijd en ruimte.
Schoonheid in een omgeving waar dat nauwelijks is. Dat doen we naast en met en dichtbij de groeiende groep ontheemden in deze tijd. Mensen die nergens meer mogen en kunnen zijn. Waar landen zich tegen beschermen. Human waste. We kijken onrecht en onmacht in de ogen.
Soms voel ik me bijna schuldig als ik dan over het belang van kunst, schoonheid, muziek schrijf of praat.
Is dat een antwoord? En ik weet: ja dat is urgent, voedsel voor de ziel. Dat je gezien wordt in wie je bent. Op de één of andere manier weet ik heel zeker dat dat ene meisje dat accordeon speelt, kijkt en ons diep raakt, of de confrontatie met een kunstwerk of prachtig gedicht, ons veel meer mens laat zijn, dan alle teksten en cultuuromslag processen met doelen en tussenresultaten bij elkaar. En het is verdomd urgent dat we de ontheemden van deze tijd kunnen blijven zien en ervaren als onszelf, dat heet humaniteit. Als je maar vaak genoeg praat over ‘asielzoekers’ of in het geval van bijvoorbeeld coaches over ‘klanten’ wordt het vanzelf een bijna ander soort mens, dan jij. ‘De ander’. En de pijn van ‘de ander’ is net even minder mee te voelen dan die ‘van mij, jou, ons’. Vervreemding en buitensluiting zijn al lang geen gevaar of risico meer maar een dagelijkse realiteit. Anders is deze Werkelijkheid soms niet te dragen…
Ik werk en leef graag vanuit het vertrouwen in de soms kleine gebeurtenissen en gebaren die licht in het leven brengen, die hoop en vertrouwen levend houden waar veerkracht kan ontstaan, magische momenten. Dat werk en vrijplaatsen bouwen, is werk dat vraagt om goed te kunnen zien en luisteren. Dat vraagt om oog voor details, om het koesteren van verhalen en mooie momenten. Als dat allemaal klopt … kan er magie ontstaan. Iedereen kent die momenten, ineens in een concertzaal, of gewoon in een kamer tijdens een gesprek. Alles valt samen; er gebeurt iets, je wordt diep geraakt. Het is buiten taal. Het is hard werken om voor die momenten de randvoorwaarden te creëren. Voor coaches en kunstenaars.
Dat kan alleen als we niet verblind zijn door woede of medelijden. Of je de ander nu ziet als een probleem voor jou of de samenleving of als slachtoffer, in beide gevallen zie je niet echt die unieke mens die hij of zij is.
Het zijn natuurwetten, dat geloof ik. Uit woede zal woede groeien. Wantrouwen zaait wantrouwen. Uit schoonheid ontstaat schoonheid. Veerkracht en liefde zijn altijd en overal in alle omstandigheden ook zichtbaar. Die rivier stroomt uit zichzelf. De meest urgente vraag in deze tijd lijkt mij hoe we veerkracht levend kunnen houden. Hoe we steeds scherper en beter kunnen worden in het bouwen van vrijplaatsen, waar magie kan zijn en waar een glimp van hoe het kan zijn. opnieuw zichtbaar is. Richtlijnen voor het dagelijks leven, voor nu, voor vandaag.
In de Werkelijkheid werken Marten Bos, coach en Senad Alic, kunstenaar sinds drie jaar samen. Marten schrijf daarover:
“Senad volgt het proces, het doek maakt zichzelf als een verhaal dat zich ontvouwt terwijl hij er aan werkt. Dat is het vertrouwen van de kunstenaar. Niet een concept, een resultaat dat behaald moet worden, het verhaal ontstaat door te blijven kijken, en zien en te vertrouwen. Hij doet eigenlijk precies hetzelfde als hij coacht, het verhaal laten ontstaan. Maar soms ook stoppen. Klaar, want anders verdwijnt alles. Ik heb veel geleerd van dit geloof, het verhaal laten ontstaan.”
Ik voeg daar aan toe, dat dat toveren met energie is, dichtbij de kern, vertrouwen in dat magische moment en veerkracht. Wij mogen daar in de Werkelijkheid en in asielzoekerscentra steeds heel dichtbij zijn. Dat is bijzonder. Dat gun ik eigenlijk iedereen.
Door Fronnie Biesma –
“De ontmoeting gaf me een klote en een goed gevoel. Aangezien ik vanuit mijn innerlijke drive en karakter altijd enorm gefocust ben op oplossingen, voelde ik me heel erg machteloos en dat gevoel heeft me niet snel weer losgelaten. Ik wist niet goed wat ik Reza moest vragen en had geen echte duidelijke coachingsvraag. Reza heeft me echter met mijn vraag heel goed geholpen, door een gedegen en gestructureerde aanpak van het probleem en logisch redeneren. Ik was onder de indruk. Maar het meest was ik onder de indruk van de manier hoe hij lijkt om te gaan met zijn situatie en de spiegel die hij je daarmee voorhoudt.”
Meeting Point is een project van de Stichting de Vrolijkheid. Alweer jaren geleden stelde één van onze kunstenaars aan een bureau voor training, coaching, interimmanagement een vraag: “Willen jullie een keer gecoacht worden door jongeren uit een asielzoekerscentrum…” Ze zeiden ja. Tien jongeren uit asielzoekerscentra werden op maat gematcht aan tien mensen en belangrijke vragen van die coaches en trainers. Dat lijkt makkelijk maar is het niet. Want je gaat natuurlijk als volwassen coach of manager een mooie vraag verzinnen voor een jongere uit een asielzoekerscentrum. Waar hij of zij iets aan heeft. We stuurden die mooie vragen terug en gaven feedback. Dit is zonde van je tijd en je geld. Het lijkt ons belangrijk dat je dat dan ook benut. Dus stel graag een vraag die echt belangrijk voor je is, waar je echt mee worstelt. Die mailden we dan naar de jongeren en nog twee keer heen en weer tot de vraag voor iedereen helder was. Die mails bewaarden we… want nu was Meeting Point al lang begonnen natuurlijk. En zo bewaarden we ook de correspondentie en telefoonverslagen die vooraf gingen. We gaven de medewerkers de e-mails en telefoonnummers van de jongeren om een afspraak te maken. En daar lieten wij het los. De jongeren konden eigenlijk altijd. De medewerkers zochten in agenda’s, verbonden door met secretaresses. Ja, Meeting Point was echt al lang begonnen. Lang voordat de man in pak een beetje onwennig bij de ingang van het asielzoekerscentrum wachtte op Reza.
Na een paar weken was er een afsluitende bijeenkomst met iedereen coaches en deelnemers, om ervaringen uit te wisselen, dat werd een onvergetelijke bijzondere avond. Er was iets gebeurd. Zo’n moment dat je niet vergeet, één van die turning point momenten in het leven. Daarna volgden onze eerste klanten: topambtenaren van ministeries. En daarna volgden er velen. De Baak zet bijvoorbeeld Meeting Point vast in, in trajecten rond leiderschap.
Tijdens Meeting Point stellen volwassen Nederlanders die het meestal goed voor elkaar hebben een voor hen belangrijke vraag waar ze tegen aan lopen in hun werk aan een jonge vluchteling. Voor de Vrolijkheid een logisch project. We draaien de dingen heel vaak gewoon om en dan gebeuren er niet zelden bijzondere dingen. We stellen de vraag. Op het moment dat Meeting Point werd gelanceerd werden ‘maatjesprojecten’ hip. Werknemers coachen in die projecten jongeren uit zoals dat heet achterstandssituaties. Spontaan bedacht één van onze kunstenaars, en waarom coachen die jongeren eigenlijk niet die mensen die het goed voor elkaar lijken te hebben? Want jongeren in azc’s zijn ondernemend, dat moet wel, anders waren ze hier niet. Ze hebben alles achter moeten laten, leven in onzekerheid of ze hier mogen blijven of terug moeten, moeten met diversiteit leren omgaan in een omgeving waar gewoond en geleefd wordt met mensen uit de hele wereld. En hoe wrang dat misschien ook klinkt. Ze hebben geen enkele zekerheid. er is niets, behalve de zekerheid dat je bestaat, en dat dat waarde heeft. Ik vroeg laatst aan Yannick, één van de jongeren coaches: “Yannick wat heeft vluchten je gebracht?”. Zijn eerste antwoord was: “Dat ik leef en niet dood ben.” “En nog meer?” … “Dat ik sterk en onafhankelijk word.”
Ik leerde ooit een jonge gevluchte vrouw in een asielzoekerscentrum kennen. We zagen elkaar niet vaak. Maar het was altijd indringend en bijzonder. Een zielgenoot. Haar man was verdwenen, en waarschijnlijk gevangen of vermoord. Ze wist het niet. Ze werd gebeld, gevolgd, benaderd en moest uiteindelijk met haar kinderen vluchten. Ik vroeg haar ooit… hoe ze leefde met de onzekerheid, pijn, verlies. Zij was de eerste mens die me vertelde dat en hoe juist diepe wonden, gevuld kunnen worden met schoonheid en liefde. Die wonden zijn daarvoor eigenlijk gewoon nodig. Anders ben je te intact. Ik geloof dat dat posttraumatische groei is. Later volgen veel meer vluchtelingen die me steeds opnieuw kunnen vertellen… dat een vlucht ook een kans is om jezelf opnieuw uit te vinden. What doesn’t kill you makes you grow.
Je zou kunnen zeggen dat Meeting Point over het overwinnen van obstakels en het overleven van crisis gaat. Als vanzelf zonder het te benoemen. Het gesprek gaat echt over de voor jou belangrijke vragen. Maar tijdens Meeting Point kijk je tegelijkertijd in een spiegel van je eigen leven. Je ziet je angst, je hypotheek, je verlangen naar zekerheid. Je kijkt in de ogen van iemand die dat allemaal niet heeft. Het verwart. Het breekt in alle gevallen voorgoed je beeld over vluchtelingen. Voor mij gaat Meeting Point over meer dan over het overleven van crisis, durven te ondernemen, omgaan met onzekerheid, diversiteit. Voor mij gaat Meeting Point over posttraumatische groei.
Ik ben Nicholas Taleb dankbaar voor het begrip posttraumatische groei en me laten zien dat het iets over ons en onze tijd zegt dat het begrip posttraumatische stress meer en meer wordt gehoord, gelezen, gebruikt en nog veel meer dat post traumatische groei niet voorkomt in ons taalgebruik. Het bestaat niet. Net als onverwachte schokken niet kunnen bestaan. Taleb introduceerde het begrip antifragiel en een filosofie over antifragliteit. Dat gaat verder dan veerkracht of robuust zijn. Die begrippen verwijzen naar overleven van onverwachte schokken. Noem het crisis. Antifragiel zijn dingen en mensen die beter worden van onverwachte gebeurtenissen.
Mij lijkt dat de vraag waar we allemaal voor staan, in de wereld, Europa, de economie, onze bedrijven en organisaties, ons eigen leven is of we als antwoord op deze crisis of nieuwe crisissen blijvend proberen onverwachte schokken te voorkomen met goed doordachte scenario’s, megadata, crisisdraaiboeken, verzekeringen, etc. of gaan we accepteren dat de onverwachte schokken er altijd zullen zijn en antifragiel worden? Wie heeft er nu echt de leiding de angst om te verliezen of het verlangen naar liefde, waarheid, vrijheid?
En is die laatste vraag niet de vraag die in al onze levens en ook ons werkleven onder alle andere vragen ligt. Of om het anders te formuleren, is het niet de laatste vraag die we tegen komen na dat we alle cursussen, opleidingen, trainingen, coachingstrajecten hebben gevolgd…of de enige vraag die steeds blijft en in nieuwe formuleringen terugkomt? Draagt executive coaching van executive leiders niet ook bij aan de illusie dat we via ons ego bijna goddelijk wijs en goed kunnen worden. Dat niets ons nog kan verrassen. We lijken soms op koppige ezels die blijven besluiten het leven te beheersen, obstakels steeds beter te overwinnen, steeds meer te weten en te reflecteren, en steeds beter en robuuster te worden.
En toen viel er een steentje op je weg en viel je om? Of toen trof een muziekstuk je en kwam je in beweging? Het is een oude wijsheid als een koe. Wat je moeder je niet leert, moet het leven je leren. Ook te lezen als… wat een executive coach je niet leert, moet een asielzoeker je maar leren.
Tenslotte. Dat de angst en de wil om te beschermen in de leiding van onze levens heeft ook pijnlijke bijeffecten. We bouwen robuuste muren die anderen uitsluiten. Voor mij zijn de ontheemden en vluchtelingen en dissidenten in deze tijd dan ook de ‘parkieten in de mijn van onze samenleving’. Je kunt de waarde van grote en kleine samenlevingen en mensen afmeten aan hoe ze om gaan met het onverwachte, dat wat net niet matcht, met dissidenten, dat wat afwijkt, ongemakkelijk is en pijn doet, schuurt.
Voor mij gaat Meeting Point en de ontmoeting met jongeren in asielzoekerscentra vooral ook daarover. Dat het schuurt en ongemakkelijk is. Daar is de opening.