Door Fronnie Biesma –
Identiteit, alteriteit, wie ben ik, wie is de ander, de anderen. Bij welk wij hoor ik eigenlijk of wil ik horen? Het zijn vragen die me bezighouden sinds ik werkend in de wereld van asielzoekerscentra, mensenrechten, kunst en mensen op de vlucht terecht kwam. ‘Diversiteit bevorderen’, ‘inclusief werken’, hoe moet dat dan precies? Omgaan met diversiteit vind ik geen makkelijk ding omdat ik ervaar dat het er vooral gaat om aan mijn eigen vanzelfsprekendheden, gegevenheden en wortels te rommelen. Als ik welkom zeg, doe ik dat vanuit een binnen dat blijkbaar van mij is en waar de ander onder voorwaarde ook mag zijn. Mensen worden boos als ik vraag wie in het ‘welkom vluchtelingen’-initiatief de sleutel van de voordeur heeft, of wie salaris krijgt en wie een vrijwilligersvergoeding. Zo zijn er mensen die ooit of recent zijn gevlucht, en anderen die dat (nog) niet zijn en meestal hebben die, zoals ik, de voordeursleutel.
Een schrijver-politicoloog is ooit uit Congo naar Nederland gevlucht. Hij wordt geïnterviewd door een krant na de wereldwijde BLM-protesten (*1). Als tiener in zijn geboorteland geloofde hij in het belang van natiestaten; het idee dat mensen in een land en een afgebakende politieke gemeenschap thuishoren, daaraan trouw moeten blijven en in investeren. Hij is dat anders gaan zien na zijn vlucht en noemt dat nu ‘worteldenken’: mensen als planten, verbonden in een vaste grond. Nederland – dat nu zijn thuis is – is net als zijn geboorteland in feite een construct, en dus pleit hij voor solidariteit gebaseerd op relaties en ervaringen ongeacht waar iemand vandaan komt. Omdat we nu in een andere wereld leven dan in de zeventiende en de negentiende eeuw waarin de natiestaten hun oorsprong vonden. Ingebeelde gemeenschappen van mensen. De filosoof Willen Schinkel noemt dat ‘de kraal’: in de geschiedenis van de mens is heel lang geleden iemand gaan tellen, en streepjes gaan krassen in een rots; en toen gaan administreren, ordenen en verdelen in omgrensde kralen; en sinds die tijd circuleren geld, dingen, mensen georganiseerd in en tussen kralen (*2).
We delen in, we ordenen, focussen. Zo zitten wij mensen nu eenmaal in elkaar.
Als we kijken richt onze blik zich, doen we dat niet dan zien we een chaos aan kleuren en vormen. We zien wat we al kennen. We herkennen. De blik of het perspectief van de natiestaat, het volk, de cultuur, iets waar je in geworteld bent en waar je identiteit aan verbonden is, is een blik vanuit de kraal, het perspectief vanuit een omgrensde gemeenschap waar iets van buiten naar binnen komt. Toenemende diversiteit, het nieuwe en het andere dat we moeten integreren. Maar op mondiaal niveau is er natuurlijk geen toename van diversiteit. Mensen trokken altijd al over op de aarde. Wie zijn leven moet redden loopt ook anno nu over bergen en grenzen, vaart over zeeën tot waar het veilig is.
Tot een omgrensde kraal die hem, haar, het, hen binnenlaat. De wereld als dat mensending dat is opgedeeld in landen, volken en culturen of de wereld als dat gegeven natuurding, de aarde waarop het leven zoals dat van mensen woekert. Vanuit dat tweede perspectief zijn we dus niet echt opgesloten in de kralen. Zelfs als mensen daarin circuleren woekeren ze ook ergens, als ze lief hebben, studeren, spelen, zorgen, etcetera. De mens is nooit volledig, altijd wordend, uitstaand, woekerende expressie. Vanuit het aarde-perspectief zijn we altijd al verweven met alles en iedereen die woekert. Dan hebben we geen positie, dan worden we in compositie. Het principe van onvolledigheid ontdekte Cedric Robinson bij de Togo in Ghana als een van de Afrikaanse denk-bronnen(*3).
Als er geen geheel is dat uit delen bestaat maar alles eerder verweven en wordend is, is dan is er dus ook geen integratie, of inclusie want iedereen is er altijd al in onvolledigheid, verweven en complementair.
Dat is een andere blik op dezelfde werkelijkheid, zoals in de tekeningen waar je als je net even anders kijkt ook iets anders ziet.
*1 Magendane, K. ‘De natiestaat is een achterhaalde constructie’, Volkskrant, 27 juni 2020
*2 Schinkel, W. en van Reekum, R. 2019 Theorie van de Kraal, Boom
*3 Cedric Robinson (1940 – 2016) was professor aan de afdeling Black Studie en de afdeling Politicologie aan de Universiteit van Californië, Santa Barbara; en directeur van het centrum voor ‘Black Studies Research’.
Gepubliceerd door De Refugee Academy, een van de expertiselabs van het Institute for Societal Resilience van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Door Fronnie Biesma –
Het verfrissend leesbare en toegankelijke rapport De kracht van een alternatief verhaal van de Refugee Academy (VU) verscheen na een intensief onderzoeksproces. De burgerinitiatieven – die na 2015 rond de zogenoemde vluchtelingencrisis ontstonden – participeerden actief. Wat is er geleerd en wat is de waarde van die spontane initiatieven in de samenleving in de opvang van en omgang met de mensen op de vlucht. Het draait in het rapport om inclusie als dynamisch proces van worden en steeds anders worden. Het concept van alteriteit, het anders zijn van de ander staat centraal. Het wordt omschreven als een dans, leiden en volgen, steeds op zoek naar het vorm geven van je eigen rol in relatie tot de ander. De filosoof Levinas is de inspiratiebron. Tijdens een bespreking van het concept vertelde iemand dat ze steeds vergat om het zo te doen als ze in gesprek was met een van de deelnemers aan het project. Die opmerking bleef me bij.
Ondertussen volg ik de master filosofie van cultuur en bestuur aan de VU. Ruw en ongenuanceerd kan gesteld worden dat die master zich aan de andere, meer conservatieve kant van het politieke spectrum bevindt dan de Refugee Academy. Er staan andere denkers centraal. Als filosoof in wording leer ik het daardoor uithouden in veel denk perspectieven. Wat zich binnen in mij naast elkaar verdraagt roept buiten mij minder boosheid op en ervaar ik als een houding die mij helpt in deze gepolariseerde tijd. Denkend dansen. Minder scherp. Wel effectiever.
Als filosoof met een hartstochtelijke liefde voor Hannah Arendt, is ook Emmanuel Levinas me dierbaar. Twee filosofen voor wie het urgent was na de ervaring van de gruwelen van de Tweede Wereldoorlog – oog in oog met het menselijk vermogen elkaar te vernietigen – een mogelijke uitweg naar een ander filosofisch mensbeeld te formuleren. Dat is in het huidige Europa waar we mensen op de vlucht laten verdrinken en verdwijnen weer hoogst actueel. De vraag is vooral waarom het grootste deel van de mensen in Europa, net als toen, blind zijn voor wat aan onze grenzen gebeurt.
Het werk van beide denkers staat op zichzelf maar tegelijkertijd wijzen ze beiden het idee af dat de meest wezenlijke ervaring van de mens te vinden is in eenheid met een God of in het Zijn zelf. Voor Levinas is de eerste en diepste ontmoeting, die ons onszelf laat ervaren, die met een ander mens. Die ontmoeting breekt ons uit ons subject-individuele zijn. Dat is dus geen dans of een mogelijke rol die je kunt innemen ten opzichte van een ander mens. Als we de ander echt in de ogen kijken lezen we de opdracht ‘dood mij niet’. Dat is niet iets wat je kan vergeten. Het is een ethos – een bestendige houding – waarin je de wereld zo kunt ervaren.
Er zijn in Nederland zo’n honderdvijftig mensen die nu al een jaar actief protesteren tegen wat aan onze grenzen gebeurt en deelnemen aan alle verschillende burgerinitiatieven. Een van hen vertelde me: ‘we kennen elkaar omdat we allemaal in kamp Moria op Lesbos hebben gewerkt’. Daar begint het besef dat dat precies het verschil is tussen hen en de ‘blinden’. Zij waren eten uitdelend, medisch handelend, bewegend, ontmoetend, handelend aanwezig. Het in de ogen kijken van iemand die je geen hoop wil geven omdat dat niet eerlijk zou zijn, en tegelijkertijd innerlijk weten dat het een gruwelijk besluit is. Het dodelijk geweld aan de grenzen van Europa gaat niet veranderen als we geen ruimte kunnen maken, niet echt delen, stiekem onze privileges blijven koesteren.
Het gaat niet zozeer om het rationele besef onderdeel te zijn van een uitsluitend systeem, hoewel die ontmaskering vast wel het begin kan zijn van een duizelingwekkend besef. De uitweg voor ons, ‘wij’ die al generaties lang Europeanen zijn, is er misschien alleen in het daadwerkelijk in vrijheid ruimte, materie en positie kunnen delen.
‘Dood mij niet’ is de opdracht die Levinas formuleert. ‘Laat mij mijn hoop op een menswaardig bestaan als dat van jou’ is een lastiger opdracht, want die vraagt om concreet positie, ruimte en geld te delen in het dagelijks leven en werken met elkaar.
Gepubliceerd door De Refugee Academy, een van de expertiselabs van het Institute for Societal Resilience van de Vrije Universiteit Amsterdam.
Door Fronnie Biesma –
Stel je voor: een gebouw met een open uitstraling, meerdere etages, een tuin voor de deur, op een steenworp van het nieuwe asielzoekerscentrum. Iedereen is welkom. Achter de bar van het café-restaurant werken jongeren uit het azc. Je kan er je overhemden afgeven om gestreken te worden. Er is een kapper, een pedicure en een visagiste. Je kan er schaken of tric-trac spelen. Op de eerste etage is een werkplaats/atelier. Mensen werken er in de meest uiteenlopende ambachten: sjaals en tassen stempelen, tapijtknopen, zeep maken, nieuwe kleren ontwerpen van afgedankt materiaal. Daarboven is de theaterzaal, met podium, licht en geluid. Vanuit de twee studio’s klinkt muziek en gelach. Op de derde verdieping zijn flexwerkplekken en kantoorruimtes. Op het dak is een ecologische tuin. Dit is het meest trendy pand van de Houthavens. Je voelt je er thuis, zoals je je thuis kan voelen op een markt waar allerlei talen en geuren je omringen. De prijzen voor eten, drinken en optredens zijn verrassend betaalbaar. En rond het pand worden het park en de buurt schoongehouden door bewoners van het asielzoekerscentrum.
Ondertussen: op weg naar 2023
In 2023 gaat het nieuwe asielzoekerscentrum open in de gerenoveerde Houthavens. Stichting Ondertussen wil daar dan een plek creëren tussen het azc en de buurt, waar mensen kunnen leren en werken, waar ambachtelijk werk wordt gemaakt en talenten en netwerk gedeeld. De gemeente Amsterdam wil dat de bewoners van het azc in de actief kunnen zijn en dat dat wordt vormgegeven met organisaties, bewoners en ondernemingen uit de directe omgeving. Ondertussen droomt van een inspirerende werkplaats en ontmoetingsplek voor mensen die vanuit de hele wereld naar Amsterdam zijn gekomen en andere Amsterdammers.
Stichting Ondertussen – een groeiend gezelschap cultureel ondernemers, mensen die met vluchtelingen werken, kunstenaars en ontwerpers met een vluchtelingenachtergrond – begint nu al met de voorbereidingen.
Wat gewoon kan
Een buurt die erop vooruitgaat dankzij de komst van een asielzoekerscentrum. Omdat de bewoners ervan mensen zijn die talenten hebben die ze willen delen. Omdat er betrokken Amsterdammers en maatschappelijk ondernemers omheen staan die willen meedoen. Omdat gemeente Amsterdam, woningcorporaties en een groeiend aantal andere spelers enthousiast zijn. Omdat er gewerkt wordt aan een plek waar dit nieuwe denken concreet wordt gemaakt.
Ons doel is Ondertussen. Maar we hopen dat deze mentaliteit en deze werkwijze op meer plekken in Amsterdam en Nederland wordt overgenomen: des te urgenter, nu er in hoog tempo meer asielzoekers met onvermoede talenten komen en zijn. Afbeelding
Foto: COA
Door Fronnie Biesma, Leon Sonnenschein, Mark van Twist –
Introductie
Asielzoekerscentra lijken een vanzelfsprekend gegeven in onze ederlandse samenleving. Zo logisch als windmolens, steden, dorpen, scholen en bejaardentehuizen. Eigenlijk niet meer weg te denken. Maar bij nader inzien is dat toch een vertekend beeld. Nog niet eens zo heel lang geleden bestonden er in Nederland helemaal geen asielzoekerscentra. De opvang van vluchtelingen in asielzoekerscentra kent in feite nog maar een korte geschiedenis van ongeveer dertig jaar oud. De vraag is ook of we die asielzoekerscentra zoals we die nu kennen eigenlijk wel moeten willen, of althans zo moeten willen houden als het nu geregeld is.
De vraag dus of dit wel de meest optimale en juiste vorm is voor opvang van vluchtelingen. Is hier nu sprake van beleid en uitvoering die ten aanzien van de asielopvang het meest recht doet aan de waarden die hierbij voor een samenleving als de onze in het geding zijn.
Dat is een vraag die naar ons idee vooral niet besproken wordt, een gesprek dat vooral maatschappelijk niet gaande is, omdat alras stellingen worden betrokken en ieder in het spel van het eigen gelijk belandt.
Laten we eerlijk zijn. De asielopvang wordt geteisterd door een lelijke paradox. We willen natuurlijk niet een samenleving zijn die mensen naar een zekere dood terugstuurt en die zich onmenselijk opstelt. Het mantra van diverse kabinetten dat in de politiek nog steeds verdedigd wordt is ‘streng maar rechtvaardig’. De invulling van wat streng is en rechtvaardig is wisselt. Het uitgangspunt blijft.
Maar als uitvloeisel hiervan zijn zo in de praktijk instituten gebouwd en gebleven die vreemd zijn aan ons soort samenleving. Ze staan in Nederland, maar niet echt in gemeenten. Er wonen mensen, maar die wonen er nog niet echt.
Paradoxaal hieraan is dat het feitelijk niet echt goedkoop en ook niet echt efficiënt en effectief is, zelfs wanneer de wens zou zijn om dit ‘soort mensen’ zo snel mogelijk uit onze samenleving te verwijderen. Het systeem dat nu is ontstaan is niet alleen inhumaan omdat er rechten worden geschonden van mensen, ook kinderen. Belangrijk is ook dat die mensen uiteindelijk aan het eind van de procedure niet zelden verdwijnen uit de opvang, naar een plek op straat in Nederland of elders in Europa. De opvang zoals hij nu is, maakt vaak van mensen die mogelijke aanwinsten voor de samenleving zouden kunnen zijn, onbedoeld vooral lastpakken,slachtoffers en cliënten. Het rendement voor de samenleving is nihil.
Download hier het complete essay ‘De opvang van asielzoekers kan anders’ (pdf).
Nosrat Mansouri maakt de laatste jaren onverstoorbaar en met veel liefde van afvalmateriaal altaren.
Voor dat en wie vergeten dreigt te worden. Wat in het geweld van deze tijd vermorzeld wordt of niet gezien. Een kunstwerk waarin dierbare voorwerpen of verhalen die achtergelaten zijn, opgenomen zijn. Deze is voor de bootvluchtelingen. De mensen die aan de grenzen van Europa verdrinken. Lampedusa. De boten zijn gemaakt van oud blik. Het altaar van de bootvluchteling is een monument van de onschuld. Het is goedkoop. zoals het leven van een bootvluchteling is. Blik is iets dagelijks, gewoons, zoals het nieuws over de bootvluchteling is geworden. Het altaar van de bootvluchteling moet ergens aan het water komen. Met de wind zullen de bootjes van blik onrustig geluid blijven maken.
Door Halleh Ghorashi –
VU University Amsterdam
Bauman (2000) argues that ‘late modernity’ made the solid categories of the past fluid, leaving individuals solely responsible for their actions. This freedom has also decreased the sense of connectedness among individuals, making it difficult to deal with increasingly complex issues of our time while drawing out-weighted attention to perceived risks. This growing fear and insecurity has led to the need for new kinds of secured communities to protect individuals. These new communities are most visible when the gates excluding those considered a threat to the community are observable. In addition to visible gated or bordered forms of exclusion, we also observe the growth of less visible exclusive discursive sources of othering, which serve as invisible gates within the borders of most European nation states. The fundamental ingredient in the present exclusive source of othering is the construction of otherness through culture. The culture (including religion) of migrants is constructed as absolutely different and inferior to the culture of the natives. This, what I refer to as the ‘culturalist discourse of othering’, has become increasingly dominant in most European societies. I argue that the culturalist discourse of othering is based on a homogeneous, static, coherent, and rooted notion of culture combined with a rooted assumption of belonging (see also Stolcke 1995). In opposition to this growing culturalist discourse in Europe, we observe the increase of identity politics, emphasizing the politics of difference. In line with Iris Young (2007), I argue that any kind of identity politics which adapts the same reifying approach to culture or religion cannot offer long term unsettling opposition to the dominant discourses of inequality. What I will propose in this chapter is an unsettling politics of connection which is inspired by Young’s approach of the politics of positional difference. With this approach I argue that one of the most durable manners to unsettle normalized structures is to facilitate connections which are ‘de-normalized’ and inclusive of difference. Since the power of normalized discourses are partly constituted by their repetition in daily practice, it is the repetition of an individual’s daily inclusive choices in interactions with others which provides the most powerful subverting force against the dominant discourses of othering.
In this paper, I argue that any rooted notion of imagining identities creates boundaries of difference which give the illusion of security while strengthening the foundations of polarization. As opposed to rooted positioning I will discuss routed positioning which reconnects individuals to the city. These routed positionings are manifestations of what I earlier called the unsettling politics of connection. Before presenting my discussion on this main point, I will discuss the building blocks of my argument, beginning with the condition of late modernity and the loss of connectivity.
Download the entire essay ‘Routed connections in late modern times’ (pdf)