‘Vluchteling’ is geen identiteit

Armando – Der Baum – 1992 – Olie op doek – Museum Belvédère, schenking Tiete Hoepman.

Geboren in 1962 behoor ik tot de generatie voor wie veilig zijn een gegeven was. Oorlog was iets van toen en daar. “Was”, want die vanzelfsprekende veiligheid is in rap tempo aan het verdwijnen. En dan nog leef ik in mijn veilige kleine dorp aan het water in Friesland, in een oase van rust en vrijheid en geborgenheid. Voor mensen zoals ik, die geboren zijn in een al generatielang Nederlandse familie is het staatsburgerschap dat voortkomt uit de plek waar je geboren bent zo vanzelfsprekend dat het een bijna natuurlijk gegeven lijkt. Dat is dus evident niet voor iedereen zo. En het is vooral ook niet altijd zo geweest.

Wie op internet een filmpje over de totstandkoming van Europa bekijkt, ziet het dynamische proces van verschuivende grenzen. Het concept natiestaten, waarin volk, staat en territorium verweven zijn, is nog maar een paar eeuwen oud. En dat werd een heel lastig concept voor wie ergens werkte en leefde maar niet tot het volk hoorde.

Eind jaren tachtig woonde en werkte ik in de Filipijnen. Af en toe reisde ik mee met een lokale mensenrechtenorganisatie om mensenrechtenschendingen te documenteren. Als er mensen met een Westers paspoort mee reisden, was het ook veiliger voor de Filipino’s. Tijdens een van die missies, waarin ook een Amerikaanse dominee meereisde, pakte het anders uit. We werden gevolgd en aangehouden door schietgrage militairen. Vanaf dat moment werd ik in de gaten gehouden.

Weken later werd ik in een klein bergdorpje gevangengenomen. In het kamp van de militairen werd ik ondervraagd, bedreigd en tenslotte teruggebracht naar het dorp. Daar werd me verteld dat ik nu serieus in gevaar was en beter nog diezelfde nacht kon vluchten.

Geen moment was ik echt bang, ik dacht onaantastbaar te zijn, want had een Nederlands paspoort. Maar later hoorden we dat de zes lokale Filipino’s die voor de Amerikaanse dominee en mij gidsten en tolkten zijn geëxecuteerd.

Begin jaren negentig, terug in Nederland, kwam ik voor mijn werk terecht in de wereld van asielzoekerscentra en mensen op de vlucht. In 2015 kwamen de mensen uit Syrië in lange rijen naar Europa lopen. Toen maakte ik ‘een omgekeerde reis’: langs de kampen in Italië en Griekenland. Je hoeft daar maar even te zijn om te begrijpen dat witte mensen die geld of een netwerk hebben, niet in die kampen stranden, niet over dodelijke grenzen hoeven te lopen, en hun kinderen niet te hoeven zien verdrinken in zee.

In de kampen in Italië en Griekenland vroeg ik de mensen vaak of ze daar ter plaatse niet een veilig onderkomen en werk zouden kunnen vinden. Omdat je in die wat rommeliger landen nog wel eens kunt werken zonder paspoort, en zonder (digi)taalvaardigheid misschien beter af bent dan in Amsterdam Nieuw West.

In al die jaren heb ik het woord ‘vluchteling’ nooit gebruikt en niet nodig gehad. Want het gaat niet om een identiteit maar een periode in het leven van mensen.

Ik geloof in veerkracht, misschien omdat ooit iemand tegen me zei: “Toen ik moest vluchten was ik alles kwijt, maar tegelijk kon ik mezelf daardoor opnieuw uitvinden.” Nooit vergeten.

Nu ben ik filosoof en breek ik mijn hersens over hoe we onszelf opnieuw kunnen uitvinden als gezonde democratie.

Gepubliceerd in Tijdschrift Asiel- & Migratierecht
April 2025

De opvang van asielzoekers kan anders

Door Fronnie Biesma, Leon Sonnenschein, Mark van Twist –

Introductie
Asielzoekerscentra lijken een vanzelfsprekend gegeven in onze ederlandse samenleving. Zo logisch als windmolens, steden, dorpen, scholen en bejaardentehuizen. Eigenlijk niet meer weg te denken. Maar bij nader inzien is dat toch een vertekend beeld. Nog niet eens zo heel lang geleden bestonden er in Nederland helemaal geen asielzoekerscentra. De opvang van vluchtelingen in asielzoekerscentra kent in feite nog maar een korte geschiedenis van ongeveer dertig jaar oud. De vraag is ook of we die asielzoekerscentra zoals we die nu kennen eigenlijk wel moeten willen, of althans zo moeten willen houden als het nu geregeld is.

De vraag dus of dit wel de meest optimale en juiste vorm is voor opvang van vluchtelingen. Is hier nu sprake van beleid en uitvoering die ten aanzien van de asielopvang het meest recht doet aan de waarden die hierbij voor een samenleving als de onze in het geding zijn.

Dat is een vraag die naar ons idee vooral niet besproken wordt, een gesprek dat vooral maatschappelijk niet gaande is, omdat alras stellingen worden betrokken en ieder in het spel van het eigen gelijk belandt.

Laten we eerlijk zijn. De asielopvang wordt geteisterd door een lelijke paradox. We willen natuurlijk niet een samenleving zijn die mensen naar een zekere dood terugstuurt en die zich onmenselijk opstelt. Het mantra van diverse kabinetten dat in de politiek nog steeds verdedigd wordt is ‘streng maar rechtvaardig’. De invulling van wat streng is en rechtvaardig is wisselt. Het uitgangspunt blijft.

Maar als uitvloeisel hiervan zijn zo in de praktijk instituten gebouwd en gebleven die vreemd zijn aan ons soort samenleving. Ze staan in Nederland, maar niet echt in gemeenten. Er wonen mensen, maar die wonen er nog niet echt.

Paradoxaal hieraan is dat het feitelijk niet echt goedkoop en ook niet echt efficiënt en effectief is, zelfs wanneer de wens zou zijn om dit ‘soort mensen’ zo snel mogelijk uit onze samenleving te verwijderen. Het systeem dat nu is ontstaan is niet alleen inhumaan omdat er rechten worden geschonden van mensen, ook kinderen. Belangrijk is ook dat die mensen uiteindelijk aan het eind van de procedure niet zelden verdwijnen uit de opvang, naar een plek op straat in Nederland of elders in Europa. De opvang zoals hij nu is, maakt vaak van mensen die mogelijke aanwinsten voor de samenleving zouden kunnen zijn, onbedoeld vooral lastpakken,slachtoffers en cliënten. Het rendement voor de samenleving is nihil.

Download hier het complete essay ‘De opvang van asielzoekers kan anders’ (pdf).


Berichten